Prinsjesdag | De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zorgt ervoor dat de resultaten van zowel binnenlandse als buitenlandse dochtervennootschappen zijn vrijgesteld van de winst van de Nederlandse houdstervennootschap. De deelnemingsvrijstelling is door toedoen van internationale bestrijding van belastingontwijking in bepaalde gevallen echter niet meer van toepassing.
Dit speelt bij zogenoemde Controlled-Foreign-Company (CFC) deelnemingen. Dit zijn buitenlandse dochtervennootschappen die zijn gevestigd in een laag belast land en tevens worden aangehouden met als hoofddoel om passieve (beleggings)inkomsten te genereren. Als meer dan een belang van 50% in een dergelijke deelneming wordt aangehouden, maken de resultaten van die deelneming toch onderdeel uit van de winst van de Nederlandse houdstervennootschap.
Verrekening
Om dubbele heffing te voorkomen, wordt de buitenlandse belastingheffing op de buitenlandse CFC-dochtervennootschap onder voorwaarden verrekend met de in Nederland verschuldigde vennootschapsbelasting van de houdstermaatschappij. Bij meerdere aangehouden CFC-lichamen wordt de te verrekenen buitenlandse belasting per CFC-lichaam afzonderlijk berekend. De verrekening kan echter niet meer bedragen dan de vennootschapsbelasting die in Nederland is verschuldigd. Op dit moment schrijft de wet niet voor in welke volgorde deze verrekening van het kleinste naar het grootste bedrag aan winstbelasting moet plaatsvinden. Omwille van de uitvoerbaarheid van de verrekening in deze specifieke gevallen wordt voorgesteld om in de wet een verplichte volgorde van verrekening op te nemen. Als de betaalde winstbelasting van CFC’s even groot zijn, zullen de bedragen naar evenredigheid worden verrekend.
Comments